Doorgaan naar hoofdcontent

Bericht uit een Londense suburb

Van 28 mei t/m 13 juni verblijf ik in Londen, in het kader van mijn onderzoek naar nieuwe vormen van kerk-zijn en liturgie. Twee weken ogen en oren open, Fresh Expressions bezoeken, vragen stellen en inspiratie opdoen - dat is waar ik op hoop! Gisteravond bezocht ik voor het eerst Café Church in West-Ealing. Hun verhaal op de Fresh Expressions website lees je hier.   

Daar zit ik, meegetroond naar de pub. Natuurlijk, welkom in Londen. Nog een beetje beduusd van het enthousiasme van de mensen die me naar afloop van de kerkdienst mee vroegen, en net zo beduusd van mijn eigen enthousiasme om zomaar ja te zeggen. Een lawaaiige straat met mensen van allerlei nationaliteiten, opdringerige uithangborden in vreemde talen en haastige dubbeldekkerbussen die voor mijn gevoel  uit het niets van de verkeerde kant van de straat aan komen rijden; een al even lawaaiige pub. Hier zit ik, verwikkeld in  een bizar, dan weer eerlijk en open en theologisch uitdagend, en dan weer verwarrend en onnavolgbaar gesprek, met vier mensen die ik niet ken. Een gesprek met een oude man met onverzorgd uiterlijk, die af en toe iets zegt over een tweede zondvloed dat ik slechts met heel grote moeite kan bestaan, laat staan begrijpen, met een zestiger in nette kleren (maar een slecht gebit dat toch niet een leven aan de 'goede' kant van de streep verraadt) die een heleboel kritische intellectuele vragen stelt, met een verlegen vrouw van Zweedse afkomst, en een jongen van mijn leeftijd, Pakistaans-Indiaas uiterlijk, duidelijk slim en gepassioneerd - zonder enige moeite praat hij mee over de thema's van mijn onderzoek, maar tussen de regels door vertelt hij ook een verhaal van eenzaamheid. 

De kerk van St. Johns, West-Ealing

Waarom kom je hier naar de kerk, vraag ik. 

Omdat er iets is in de mens dat hem naar gemeenschappen toe trekt. Er is een 'pull', iedere zondag weer, een ijkpunt in de week. Hoe kun je leven zonder een moment in de week waarop je samenkomt? Dan ben je alleen maar 'ik in West-Ealing' en 'jij in West-Ealing' en 'jij aan de andere kant van de stad' - één voor één wijst hij ons aan. 

'Ik in West-Ealing'. Dat was ik vanmiddag nog. 
Ik zat op mijn bed in mijn schattige kamer van het AirBnB-huis waar ik logeer, en ik probeerde te lezen. Je bent gewoon zenuwachtig voor de dienst vanavond, zei ik tegen mezelf. Doe niet zo stom, geniet van je avontuur! Het hielp niet echt. Ik was 'ik in West-Ealing' en ik was alleen. En natuurlijk kwam dat omdat ik op een vreemd bed zat, in een vreemd huis, in een vreemde stad, in een vreemd land waar ik niemand kende. Maar net zo goed als ieder ander ken ik het gevoel. Alleen. 
En toen was daar een lied. En de muziek was erger dan een carnavalskraker, maar de tekst raak. Het werd meegezongen door veel mensen voor wie ik in eerste instantie een beetje bang zou zijn als ik ze tegen zou komen op straat, en eigenlijk hier in de kerk ook nog wel. Twee weken in zo'n gemeenschap is waarschijnlijk veel te kort om dat kwijt te raken. Maar ik begin te denken dat er misschien wel niet zoiets is als 'de goede kant van de streep'. Bij tijd en wijle zijn we allemaal 'don't belongs'. 



Reacties

Populaire posts van deze blog

Een grote rode boerenzakdoek - bij het overlijden van Nico ter Linden

Nee, dit is geen zakdoek uit verdriet - of misschien ook een beetje wel, stiekem, want hij was voor mij zo'n mens waarvan je je niet kunt voorstellen dat hij ooit voorbijgaat. Ik was een jaar of vijftien en Nico ter Linden kwam naar Houten. Als echte fan moest ik daar natuurlijk bij zijn, en als echte BN'er was hij in het echt natuurlijk een stuk kleiner dan ik me had voorgesteld. Van wat hij vertelde die avond weet ik weinig meer. Wel nog dat hij van tijd tot tijd zonder enige schaamte zijn grote rode boerenzakdoek tevoorschijn haalde om zijn neus te snuiten. Daarna borg hij de zakdoek weer op, keek de zaal eens rond en vertelde verder. Niemand had de tijd om het hilarisch te vinden, en binnen een paar seconden had hij ons weer mee teruggevoerd naar de wereld van de aartsvaders. Ik was een jaar of twaalf en ik zat vol met vragen. Mijn moeder gaf me een boek met de gebundelde columns van Nico ter Linden, Kostgangers. Ik las dat geloof en ongeloof bij elkaar horen, 'al

Wie ben ik dan?

Wat een verhalen, gisteravond. De huiskamer van de pastorie in Cothen was overvol - mensen die allemaal op de een of andere manier in hum omgeving te maken hebben met dementie, en ik mocht met hen het gesprek aangaan. Los van mijn rol als stagiaire en gespreksleider en alles wat ik daarin al dan niet nog te leren heb, was ik vooral onder de indruk van al die verhalen. Gespreksavond in Cothen Wie ben je nog als je dement wordt? Je bent niet meer wie je was, in ieder geval. Je kunt niet meer wat je vroeger wel kon: helder redeneren, autorijden, koken (al weten misschien je handen nog veel langer dan je hoofd hoe je de aardappels moet schillen). Je karakter kan veranderen. De rol die je inneemt in je gezin en in de maatschappij verandert: opa of oma, partner, moeder, vader - dat blijf je, maar je wordt ook steeds meer 'patiënt'. Je verandert, en dat kan snel gaan. Al die verhalen over verandering deden me ook weer denken aan mijn eigen oma, inmiddels overleden

De stilte die volgt op een slotnoot

Pinksteren in de Lutherse kerk, Utrecht, en tevens het 400-jarig bestaan van de gemeente. Een feestelijke dienst, waar ik met het Vocaal Theologen Ensemble in mee mag zingen. Ik vind het een voorrecht. Een voorrecht om de koperblazers letterlijk te voelen trillen in je buik, omdat je er met je neus bovenop staat, en een voorrecht om de stilte te horen, strak van de spanning, die volgt op de slotnoot van een extra indrukwekkend stuk. We hebben een motet van componist Hans Jansen gezongen, een zing-sprekende vertolking van het pinksterverhaal. Het motet eindigt met een bed van spannende ondertonen waar de sopranen hun hoge e als het ware in kunnen leggen. Het laatste akkoord houdt acht, tien, twaalf tellen aan; de dirigent strekt haar arm verder en nog verder uit, slaat ons af, en dan is het stil. Over stilte kun je haast niet schrijven. We hebben geleerd om na een slotnoot de aandacht nog vast te houden, door niet te rommelen in onze papieren, niet te bewegen, zelfs niet zichtb