"Het opbouwen van een theologische boekenkast", zo heb ik het eens iemand horen noemen, de uitdaging aan mij als jonge theoloog om mijn eigen visie op allerlei theologische onderwerpen te ontwikkelen. Opstanding, God en het Kwaad, Zonde, Schepping, Incarnatie... Het hangt van het onderwerp en van mijn stemming af of ik dit een interessante of een verschrikkelijk vervelende uitdaging vind, maar in het geval van eschatologie (misschien nog het best te definiëren als 'gedachten over de toekomst van God met mensen') neig ik meestal naar het laatste. Ja, ik heb er een vak over gevolgd, en ik heb er een paper over geschreven (zie hier), maar een visie? Pff. Misschien met die onmogelijk opdracht in mijn achterhoofd, vallen me de eschatologische kanten van advent dit jaar des te meer op. Niet alleen de geboorte van het kerstkind verwachten, maar ook Gods toekomst. Wat kan ik met die gedachte?
Een poging, in de taal die ik altijd beter spreek dan die van de systematische theologie: de taal van het lied.
Kom tot ons, de wereld wacht,
Heiland, kom in onze nacht*
Kom tot ons, de wereld wacht,
Heiland, kom in onze nacht*
Ik begin er steeds meer van overtuigd te raken, dat advent niet zozeer een zaak is van verwachting, maar van ongeduld. Voor mij is het dat althans. Ik denk dan niet eens in de eerste plaats aan het ongeduld waarmee ik als kind wachtte op Sinterklaas en op mijn verjaardag (24 december). Vanaf de 24e zou alles alleen nog maar goed en leuk zijn: het was vakantie en het was feest, en ik had alle tijd om met mijn nieuwe speelgoed te spelen. Nee, ik denk dan in de eerste plaats aan mijn eigen ongeduld dat ik naar boven bid, bijvoorbeeld als ik in de krant lees over de zoveelste geweldsuitbarsting ergens ter wereld:
Scheur toch de wolken weg en kom.
Breek door de blinde muur en kom.
Doodsnacht regeert ons her en der.
De tijd is vol, uw Naam is ver.*
Maar ik kan het alleen maar zingen en bidden, niet opschrijven in systematisch theologische taal.
Niet echt. Want stel dat hij niet komt?
Stel dat hij wél komt, zomaar ineens. Dan zou ik raar staan te kijken. Zoals in sprookjes, dat iemand om een fee roept en dat die dan ineens voor zijn neus staat. "U had geroepen? Hier ben ik. Wat wilt u van mij?"
Ja God, wat wil ik van jou.
Kom in onze dagen,
kom in onze nacht,
hoor de aarde klagen,
kom, de wereld wacht.*
Een ander lied houd mij een heftige spiegel voor:
ik houd stiekem hoop
op de heer van de machten,
een reusachtige redder
van een wereld in nood.
(...)
Ik huil mee met het volk,
ik ben blind met de blinden,
ik ben blind voor het teken
in een mensengezicht.*
Dan ben ik bezig met mijn kerstpreek, en bedenk ik me weer dat Kerst uiteindelijk gaat om een ánder soort komst. God komt, jawel, maar niet als heer van de machten:
Geen ander teken ons gegeven
geen licht in onze duisternis
dan deze mens om mee te leven
een God die onze broeder is.*
Dat is dan maar de eschatologie waar ik het bij houd, voorlopig. Nee, het is geen grote toekomstvisie. Wel een liedje van verlangen:
Soms breekt uw licht
in mensen door, onstuitbaar
zoals een kind geboren wordt.*
* 'Kom tot ons, de wereld wacht', Martin Luther (vertaling Jan Willem Schulte Nordholt), Liedboek 433.
'Scheur toch de wolken', Huub Oosterhuis, Verzameld Liedboek 857.
'Scheur toch de wolken', Huub Oosterhuis, Verzameld Liedboek 857.
'In de nacht gekomen', Andries Govaart, Liedboek 505.
'Ja het liefst zou ook ik', Kurt Rose (vertaling Andries Govaart), Liedboek 945.
'Komt ons in diepe nacht ter ore', Huub Oosterhuis, Liedboek 489.
'Soms breekt uw licht', Huub Oosterhuis, Liedboek 493.
Reacties
Een reactie posten