Doorgaan naar hoofdcontent

Gedachten bij thuiskomst van het LMF

Bestaat er zoiets als missionaire liturgie? 
Met die vraag kwam ik afgelopen zaterdag thuis van het Landelijk Missionair Festival.
Twee mogelijke antwoorden had ik gehoord, zo verschillend als water en vuur. 

1.
Kliederig, knoeierig, rommelig, chaotisch (en zo nog een stuk of vijf bijvoeglijke naamwoorden die door de simultaan-vertaler bedacht werden voor het woord 'messy'): dat is wat liturgie moet zijn volgens Lucy Moore. Zij is voortrekker van Messy Church, een nieuwe vorm van kerk-zijn die in Nederland navolging krijgt onder de noemer Kliederkerk. Geen kinderkerk, maar diensten voor jong en oud sámen, waar je niet hoeft stil te zitten maar creatief bezig bent, waar je niet niet alleen luistert maar actief meedoet in de viering, en samen een maaltijd deelt. Je hoeft niet perfect te zijn, niet in een keurslijf te passen om erbij te horen in de kerk. De kerkdienst is heilige chaos, zoals Gods Geest zelf chaotisch is en vreemde wegen gaat. En wat te denken van Jezus' dood aan het kruis? Meer messy dan dat kun je je haast niet voorstellen. 

2.
Kwaliteit, schoonheid, orde, muzikaliteit: dat zijn enkele van de eigenschappen van de evensong die in Nederland door veel bezoekers gewaardeerd worden. Wij als zangers van het Vocaal Theologen Ensemble doen een poging daaraan te tippen tijdens de workshop 'Choral Evensong' van onze dirigente Hanna Rijken. Onder het zingen bedenk ik me dat juist achter zulke sterk 'hoogliturgische' vormen van liturgie (en bijvoorbeeld nog véél sterker in de Oosters-Orthodoxe kerk) de gedachte zit van een 'voorproefje' van de hemel. Gods perfectie vraagt van ons zorgvuldigheid. 

En zo zijn beide antwoorden terug te voeren op een gesprek over God, en over hoe God in deze wereld aanwezig is: als de gebroken gestalte aan het kruis, als de chaotische Geest, of als de perfecte schepper? (Waaruit weer eens blijkt dat liturgische voorkeuren zoveel meer zijn dan een kwestie van smaak...) Het zijn ook de twee liturgische en theologische zielen in mijn eigen borst. Mijn eerste liefde was de zorgvuldige, strakke liturgie, met klanken, woorden en structuren die niet de mijne zijn maar die me meevoeren en opnemen. Steeds meer ontdek ik ook die andere kant: hoe goed het kan zijn om twijfels, vragen, gebrokenheid, kortom: imperfectie, ook uit te drukken in de vormen die je gebruikt. 

Ik zou niet kunnen kiezen.

Reacties

  1. Wat een mooie beschouwing Lieke! Een festival dat nog even met je mee blijft gaan.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dankjewel Sander! Dat gaat het zeker, al was het alleen al de enthousiaste sfeer van nieuwe plannen en gedrevenheid!

      Verwijderen
  2. Mooie gedachten Lieke die niet met elkaar lijken te rijmen. De naar schoonheid reikende liturgie van de Evensong en de met de poten-in-de-modder-benadering van Messy Church. 'Mooier kunnen we het niet maken' lijkt de laatste de zeggen. 'Leuker ook niet' zegt de eerste.
    Ik was niet op het LMF maar luisterde even verderop in de Dom naar een bijna hemelse st. Maartensmis van di Lasso. Daar hetzelfde contrast: zinnestrelende muziek, terwijl de aanleiding ervan een niemandallig voorvalletje was: soldaat ontmoet bedelaar en geeft de stinkende sloeber de helft van zijn mantel.
    Is dat wat liturgie en kunst verbindt. Het maakt het lelijke niet mooi, maar verheft het. Laat zien waar het werkelijk om gaat. Ook ons lelijke, onaffe leven is voor God niet te min om daarin zijn liefde te laten zien. Liturgie vormt om, uiteindelijk ook mijzelf. Dat heet incarnatie.
    Dank Lieke!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dankjewel Martin, dat zijn rake woorden! Maar om ons om te vormen, moet liturgie ons wel eerst raken, we moeten ons opgenomen weten. Zou het dan daar toch weer een kwestie van smaak zijn waar je door geraakt wordt?

      Verwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Een grote rode boerenzakdoek - bij het overlijden van Nico ter Linden

Nee, dit is geen zakdoek uit verdriet - of misschien ook een beetje wel, stiekem, want hij was voor mij zo'n mens waarvan je je niet kunt voorstellen dat hij ooit voorbijgaat. Ik was een jaar of vijftien en Nico ter Linden kwam naar Houten. Als echte fan moest ik daar natuurlijk bij zijn, en als echte BN'er was hij in het echt natuurlijk een stuk kleiner dan ik me had voorgesteld. Van wat hij vertelde die avond weet ik weinig meer. Wel nog dat hij van tijd tot tijd zonder enige schaamte zijn grote rode boerenzakdoek tevoorschijn haalde om zijn neus te snuiten. Daarna borg hij de zakdoek weer op, keek de zaal eens rond en vertelde verder. Niemand had de tijd om het hilarisch te vinden, en binnen een paar seconden had hij ons weer mee teruggevoerd naar de wereld van de aartsvaders. Ik was een jaar of twaalf en ik zat vol met vragen. Mijn moeder gaf me een boek met de gebundelde columns van Nico ter Linden, Kostgangers. Ik las dat geloof en ongeloof bij elkaar horen, 'al

Wie ben ik dan?

Wat een verhalen, gisteravond. De huiskamer van de pastorie in Cothen was overvol - mensen die allemaal op de een of andere manier in hum omgeving te maken hebben met dementie, en ik mocht met hen het gesprek aangaan. Los van mijn rol als stagiaire en gespreksleider en alles wat ik daarin al dan niet nog te leren heb, was ik vooral onder de indruk van al die verhalen. Gespreksavond in Cothen Wie ben je nog als je dement wordt? Je bent niet meer wie je was, in ieder geval. Je kunt niet meer wat je vroeger wel kon: helder redeneren, autorijden, koken (al weten misschien je handen nog veel langer dan je hoofd hoe je de aardappels moet schillen). Je karakter kan veranderen. De rol die je inneemt in je gezin en in de maatschappij verandert: opa of oma, partner, moeder, vader - dat blijf je, maar je wordt ook steeds meer 'patiënt'. Je verandert, en dat kan snel gaan. Al die verhalen over verandering deden me ook weer denken aan mijn eigen oma, inmiddels overleden

De stilte die volgt op een slotnoot

Pinksteren in de Lutherse kerk, Utrecht, en tevens het 400-jarig bestaan van de gemeente. Een feestelijke dienst, waar ik met het Vocaal Theologen Ensemble in mee mag zingen. Ik vind het een voorrecht. Een voorrecht om de koperblazers letterlijk te voelen trillen in je buik, omdat je er met je neus bovenop staat, en een voorrecht om de stilte te horen, strak van de spanning, die volgt op de slotnoot van een extra indrukwekkend stuk. We hebben een motet van componist Hans Jansen gezongen, een zing-sprekende vertolking van het pinksterverhaal. Het motet eindigt met een bed van spannende ondertonen waar de sopranen hun hoge e als het ware in kunnen leggen. Het laatste akkoord houdt acht, tien, twaalf tellen aan; de dirigent strekt haar arm verder en nog verder uit, slaat ons af, en dan is het stil. Over stilte kun je haast niet schrijven. We hebben geleerd om na een slotnoot de aandacht nog vast te houden, door niet te rommelen in onze papieren, niet te bewegen, zelfs niet zichtb