Wat een verhalen, gisteravond.
De huiskamer van de pastorie in Cothen was overvol - mensen die allemaal op de een of andere manier in hum omgeving te maken hebben met dementie, en ik mocht met hen het gesprek aangaan.
Los van mijn rol als stagiaire en gespreksleider en alles wat ik daarin al dan niet nog te leren heb, was ik vooral onder de indruk van al die verhalen.
Gespreksavond in Cothen |
Wie ben je nog als je dement wordt?
Je bent niet meer wie je was, in ieder geval. Je kunt niet meer wat je vroeger wel kon: helder redeneren, autorijden, koken (al weten misschien je handen nog veel langer dan je hoofd hoe je de aardappels moet schillen). Je karakter kan veranderen. De rol die je inneemt in je gezin en in de maatschappij verandert: opa of oma, partner, moeder, vader - dat blijf je, maar je wordt ook steeds meer 'patiënt'. Je verandert, en dat kan snel gaan.
Al die verhalen over verandering deden me ook weer denken aan mijn eigen oma, inmiddels overleden. Hoe ik de ene dag - ze woonde toen al in een verzorgingshuis - een telefoongesprek met haar probeerde te voeren en gefrustreerd was omdat dat eigenlijk niet meer lukte: ze praatte wel, maar ik begreep haar niet en zij mij niet. Ik vroeg wat voor weer het bij haar was. "Het huilt hier," antwoordde ze. En hoe ik de volgende dag bij haar langs ging en een versteende vrouw aantrof, helemaal in zichzelf gekeerd, die weigerde om nog een woord tegen mij te zeggen. Hoe blij ik toen na een poosje was met haar gebaren, en met haar vinger waarmee ze zichzelf aanwees op oude foto's in haar fotoalbum. Hoe ze op sterven lag en hoe blij ik toen was met een blik, ook al leek ze me niet eens te herkennen. Ik moest van dag tot dag mijn verwachtingen bijstellen: van woorden naar gebaren naar een blik. Ik moest ook zélf veranderen, in die zin dat ik op een andere manier met haar moest gaan communiceren.
Tegelijkertijd was oma nog steeds oma, ergens. Al was het maar voor mijzelf.
Dat is iets wat tijdens de gespreksavond ook terugkeerde: als je met een dementerende omgaat, is het goed om mee te gaan met hoe hij of zij nú is, en tegelijkertijd niet te vergeten wie hij of zij geweest is.
En geldt iets dergelijks niet voor ons allemaal? De vraag "wie ben je?" is niet helemaal te beantwoorden door iets te vertellen over je karakter of wat je kunt. Weet je zelf wel wie je bent?
Daarover gaat dit lied van Trijntje Oosterhuis, een bewerking van Psalm 139:
Wie je bent, dat heeft ook altijd met anderen te maken.
In
de eerste plaats worden wij gevormd door anderen, zowel ten goede als
ten kwade - door onze ouders, familieleden, vrienden, partner. Hoe iemand jou behandelt, maakt bovendien veel uit voor hoe je jezelf ziet. Martin Buber zegt zelfs dat wij mensen op onszelf eigenlijk niemand zijn. We worden pas iemand, een 'ik', in ontmoeting met een ander. Wie wij zijn, wordt bepaald in de 'tussenruimte' die ontstaat wanneer twee mensen elkaar ontmoeten.
Dat geldt denk ik des te sterker voor iemand met dementie. Wanneer je je eigen levensverhaal niet meer kunt vertellen, zou het dan kunnen dat anderen nog een tijdje dat verhaal aan jou kunnen vertellen? En daarna, als de woorden wegvallen, zou het kunnen dat anderen nog steeds dat verhaal in herinnering houden en het tot leven brengen in hun aanrakingen, hun gebaren en hun blik?
Ken je mij? Wie ken je dan?
Weet jij mij beter dan ik?
Weet jij mij beter dan ik?
Het
"zuiverste zelf" waarover Trijntje ook zingt - ik denk dat dat idee niet zelden
stukbreekt op de rauwe werkelijkheid van dementie, als het al bestaat. Maar "gekend worden", zou het kunnen dat dat overblijft?
De vraag stellen is haar niet beantwoorden, maar als vraag laten staan. Dat doe je mooi in deze blog, tot en met die mooie laatste zin, de vraag die blijft openstaan. Goed om te lezen. Het was vast een goede avond, met respect voor de mensen over wie jullie spraken, en óm wie jullie spraken.
BeantwoordenVerwijderen