Doorgaan naar hoofdcontent

Goud in de modderpoel

"Jullie hebben tot elf uur de tijd om een mini-preek te schrijven. Lengte: twee minuten. Ga je gang!" 
     Het is tien voor elf. Slik.
    'Jullie' - dat zijn mijn mede-predikanten-in-opleiding en ik. Aan het woord is de docent, aan wiens grillen we zijn overgeleverd tijdens een driedaagse cursus over voorgaan in de kerkdienst. Met de mij toegewezen Bijbeltekst - psalm 113 - en een schrijfblok zoek ik een plekje buiten in de zon, met uitzicht op het parkeerterrein. Ik lees de psalm, en nog eens, en nog eens, terwijl de wind verwoede pogingen doet de betreffende pagina van mijn bijbeltje om te slaan. Ik schrijf op wat me het eerst te binnen schiet, snelle steekwoorden en een paar halve zinnen. Geen tijd meer om het na te lezen, gewoon maar gaan. 
    Pas als ik de woorden uitspreek, merk ik hoe wáár ze voor mij zijn - en uit de feedback begrijp ik dat ze zo ook overkwamen. Daarna is het de beurt aan mijn groepsgenoten. Stuk voor stuk vullen zij hun twee minuten met waardevolle woorden. "Wat nou uitgebreide exegese?", grappen we. Waarom nog eindeloos commentaren raadplegen en uren zwoegen op een preek? De tekst, en één gedachte die jou persoonlijk raakt - dat is genoeg. (In elk geval voor twee minuten.)

's Avonds staat er een film op het programma, Jésus de Montréal. Ik verwacht het 'bekende' Jezus-verhaal te zien te krijgen in een nieuw jasje, maar word overvallen door een schijnbaar platvloerse komedie, die gaandeweg steeds diepere lagen blijkt te hebben. Het is een film die schuurt en schokt, maar ik vind het ook een indrukwekkende vertolking van de rauwe werkelijkheid van het evangelie anno nu. Nee, het is bepaald geen bijbelgetrouwe vertolking van het Jezus-verhaal, maar dat maakt de boodschap (dat je Christus alleen kunt vinden met je poten in de modder) er volgens mij niet minder bijbels op. Integendeel.

 

De laatste ochtend volgt opnieuw een opdracht: ontwerp in groepjes een ritueel rondom een bijbels personage, op een zelf te kiezen plaats. We belanden op het terrein van het AZC om de hoek, en voeren het ritueel uit tussen een meisje op een roze fiets, mensen die met een mobieltje aan hun oor een vreemde taal praten, en een bewaker die argwanend polshoogte komt nemen. Opnieuw krijgt de Bijbel handen en voeten en een gezicht (in elk geval voor ons, uitvoerders, want de participatie komt niet zo goed uit de verf als we gehoopt hadden. Maar hé - we zijn "probeerdominees", dus nu mag het nog...). En vooral: opnieuw zijn we onder de indruk van de kracht van Bijbelverhalen om creatieve processen op gang te brengen, en daarmee de wereld in een ander licht te zien.

De docent wordt niet moe om ons te wijzen op de kracht die dat ene Boek heeft om altijd weer een ánder verhaal te vertellen. "Jullie hebben goud in handen!"
    Iets om te onthouden, voor al die keren dat we ons over een onmogelijke tekst zullen buigen en verzuchten "had dat er maar niet gestaan...", en voor al die keren dat we middenin de modder zullen staan, tegenover leed waar we geen raad mee weten: we hebben goud in handen. 

Reacties

Populaire posts van deze blog

Een grote rode boerenzakdoek - bij het overlijden van Nico ter Linden

Nee, dit is geen zakdoek uit verdriet - of misschien ook een beetje wel, stiekem, want hij was voor mij zo'n mens waarvan je je niet kunt voorstellen dat hij ooit voorbijgaat. Ik was een jaar of vijftien en Nico ter Linden kwam naar Houten. Als echte fan moest ik daar natuurlijk bij zijn, en als echte BN'er was hij in het echt natuurlijk een stuk kleiner dan ik me had voorgesteld. Van wat hij vertelde die avond weet ik weinig meer. Wel nog dat hij van tijd tot tijd zonder enige schaamte zijn grote rode boerenzakdoek tevoorschijn haalde om zijn neus te snuiten. Daarna borg hij de zakdoek weer op, keek de zaal eens rond en vertelde verder. Niemand had de tijd om het hilarisch te vinden, en binnen een paar seconden had hij ons weer mee teruggevoerd naar de wereld van de aartsvaders. Ik was een jaar of twaalf en ik zat vol met vragen. Mijn moeder gaf me een boek met de gebundelde columns van Nico ter Linden, Kostgangers. Ik las dat geloof en ongeloof bij elkaar horen, 'al

Wie ben ik dan?

Wat een verhalen, gisteravond. De huiskamer van de pastorie in Cothen was overvol - mensen die allemaal op de een of andere manier in hum omgeving te maken hebben met dementie, en ik mocht met hen het gesprek aangaan. Los van mijn rol als stagiaire en gespreksleider en alles wat ik daarin al dan niet nog te leren heb, was ik vooral onder de indruk van al die verhalen. Gespreksavond in Cothen Wie ben je nog als je dement wordt? Je bent niet meer wie je was, in ieder geval. Je kunt niet meer wat je vroeger wel kon: helder redeneren, autorijden, koken (al weten misschien je handen nog veel langer dan je hoofd hoe je de aardappels moet schillen). Je karakter kan veranderen. De rol die je inneemt in je gezin en in de maatschappij verandert: opa of oma, partner, moeder, vader - dat blijf je, maar je wordt ook steeds meer 'patiënt'. Je verandert, en dat kan snel gaan. Al die verhalen over verandering deden me ook weer denken aan mijn eigen oma, inmiddels overleden

De stilte die volgt op een slotnoot

Pinksteren in de Lutherse kerk, Utrecht, en tevens het 400-jarig bestaan van de gemeente. Een feestelijke dienst, waar ik met het Vocaal Theologen Ensemble in mee mag zingen. Ik vind het een voorrecht. Een voorrecht om de koperblazers letterlijk te voelen trillen in je buik, omdat je er met je neus bovenop staat, en een voorrecht om de stilte te horen, strak van de spanning, die volgt op de slotnoot van een extra indrukwekkend stuk. We hebben een motet van componist Hans Jansen gezongen, een zing-sprekende vertolking van het pinksterverhaal. Het motet eindigt met een bed van spannende ondertonen waar de sopranen hun hoge e als het ware in kunnen leggen. Het laatste akkoord houdt acht, tien, twaalf tellen aan; de dirigent strekt haar arm verder en nog verder uit, slaat ons af, en dan is het stil. Over stilte kun je haast niet schrijven. We hebben geleerd om na een slotnoot de aandacht nog vast te houden, door niet te rommelen in onze papieren, niet te bewegen, zelfs niet zichtb