We zongen Hildegard, maar er was geen middeleeuwse kerk met minuscule vensters en kaarslicht. Wel een hoog plafond en grote ramen, waardoor de zomeravondse zonnestralen vrijelijk naar binnen kunnen stromen - ik ga er als vanzelf in verheven taal over schrijven.
Het Vocaal Theologen Ensemble zingt Hildegard. Foto: Roel Bosch |
De muziek van deze 12e-eeuwse mystica hebben we ook al in geheel andere decors ten gehore gebracht: een paar uur van tevoren op een winderig pleintje, toen de kerk nog op slot was en we maar buiten gingen inzingen - de buurkinderen staken verbaasd hun hoofd boven de schutting uit en probeerden mee te jodelen. En een week eerder, giebelend, in de trein na afloop van een repetitie.
We moeten hard werken om zulke muziek van eeuwen her recht te doen in haar anders-heid. Andere notatie, andere muzikale lijnen, andere religieuze beleving. Het vraagt om concertconcentratie en een kerk als deze, met grote ramen, die de klanken draagt en de tijden mengt.
Een van de sequensen op het programma is 'Columba aspexit'. Hildegard bezingt hier een visioen van de heilige Maximinus die de mis aan het opdragen is, terwijl een duif - symbool voor de Geest - toekijkt van achter het venster en zonnestralen - die hier staan voor Gods liefde - hem doen baden in het licht:
"(...) sudando sudavit balsamum
de lucido Maximino.
Calor solis exarsit
et in tenebras
resplenduit."
De zonnewarmte die ontgloeit en schittert in het donker is aanleiding voor een stortvloed aan poëtische en Bijbelse beelden - een beetje té naar mijn hedendaagse smaak.
Maar natuurlijk breekt juist wanneer we deze sequens zingen de zon door de grote ramen. Ik zie het gebeuren en bedenk hoe bijzonder het is dat er overal en altijd - nog altijd - mensen zijn die ons kunnen leren een simpele zonnestraal te zien als iets dat boven zichzelf uitwijst. Tegenwoordig noemen we dat een knipoog, of een 'licht dat ons aanstoot' (Oosterhuis). Hildegard zag het al, diezelfde zon.
Reacties
Een reactie posten