Doorgaan naar hoofdcontent

Een college exegese over parabels

Het is met het doen van parabelonderzoek als met twee kleine jongens die buitenspelen op de eerste echt zonnige woensdagmiddag van het jaar. Ze lopen in modderige kleren over het veldje, en bestuderen het gras onder hun voeten. Nog in de leeftijd dat ze gras gerust blauw kleuren als hun tekening daarom vraagt, worden ze niet gehinderd door enige gedachte over vanzelfsprekendheid. In het gras ontdekken ze diertjes, zaadjes en structuren. Dingen die ze nooit eerder gezien hebben, ook al is ditzelfde grasveld hun dagelijkse voetbalondergrond. Ze maken lol om de streepjes van een gek kevertje.  De instrumenten die tot hun beschikking staan - een detectivevergrootglas en hun eigen ogen - zijn eigenlijk ontoereikend voor een onderzoeker, maar ze hebben nou eenmaal niet anders. Hun bevindingen noteren ze op een beduimeld stukje papier.
 
Allesomvattende wetenschappelijke conclusies zullen ze nooit kunnen trekken. Eigenlijk kunnen ze amper definiëren wat ze zien
 
- net zoals bovenstaand stukje een parabel is, maar het misschien niet is. Op vormkritische gronden kan mijn definiëring makkelijk betwist worden. Want een parabel is volgens de meeste exegeten een fictief verhaal, en dit is echt gebeurd. Bovendien is een parabel doorgaans een narratief, met karakterontwikkelingen en een plot, en dit was een glimp die ik zag vanaf de fiets.

Op de eerste echt zonnige woensdagmiddag van het jaar fietste ik van college naar huis. Ik verbaasde me erover dat er nog zoveel nieuws te ontdekken valt in een tekst van bijna tweeduizend jaar oud, zoals ik me na elk college opnieuw verbaas. Vandaag was het de parabel van de verloren zoon, overbekend en overafgezaagd in de christelijke uitlegtraditie. Door opnieuw te lezen en te lezen en te lezen, zagen we echter verwijzingen, structuren en rafelranden die we nooit eerder gezien hebben. Gewoon met onze eigen ogen, en met hulp van een vergrootglas met de naam 'literaire analyse' of 'intertekstualiteit' of 'redactiekritiek'.
 
Wat mij betreft is dat ook het doel van exegese. Niet het verschaffen van een allesomvattend wetenschappelijk raamwerk, maar door een van de ramen naar binnen gluren, en als het even kan: vensters openen.
 
Als dat lukt, en die middag was het gelukt, is exegese fantastisch. Maar het was de eerste echt zonnige woensdagmiddag van het jaar en ik had binnen gezeten, terwijl zij buiten speelden. En dus was ik toch - heel even - jaloers.  

Reacties

  1. Mooi Lieke, een parabel over het onderzoek van parabels. Vraag naar aanleiding van je venster-vergelijking: kijk je van binnen naar buiten of andersom? En wat maakt welke positie je inneemt?
    Blijf je laten verrassen!

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Een leuke vraag, dankjewel! Nadenkend kom ik tot het volgende:

    Ik denk dat we met exegese leren vooral van buiten (=onze eigen wereld) naar binnen te kijken. Je gaat als het ware op zoek naar de impliciete (eerste) lezer en neemt daardoor vanuit je eigen wereld een kijkje naar binnen in de gedachtewereld van de eerste eeuw.

    Maar voor bijvoorbeeld een preek is exegese natuurlijk alleen de eerste stap. Idealiter kun je dan vanuit de tekst (dus van binnen) een nieuw perspectief bieden op onze eigen wereld.

    Hoe zou je zelf deze vraag beantwoorden? Daar ben ik nu ook wel benieuwd naar.

    BeantwoordenVerwijderen

Een reactie posten

Populaire posts van deze blog

Gedachten bij thuiskomst van het LMF

Bestaat er zoiets als missionaire liturgie?  Met die vraag kwam ik afgelopen zaterdag thuis van het Landelijk Missionair Festival. Twee mogelijke antwoorden had ik gehoord, zo verschillend als water en vuur.  1. Kliederig, knoeierig, rommelig, chaotisch (en zo nog een stuk of vijf bijvoeglijke naamwoorden die door de simultaan-vertaler bedacht werden voor het woord 'messy'): dat is wat liturgie moet zijn volgens Lucy Moore. Zij is voortrekker van Messy Church , een nieuwe vorm van kerk-zijn die in Nederland navolging krijgt onder de noemer Kliederkerk . Geen kinderkerk, maar diensten voor jong en oud sámen, waar je niet hoeft stil te zitten maar creatief bezig bent, waar je niet niet alleen luistert maar actief meedoet in de viering, en samen een maaltijd deelt. Je hoeft niet perfect te zijn, niet in een keurslijf te passen om erbij te horen in de kerk. De kerkdienst is heilige chaos, zoals Gods Geest zelf chaotisch is en vreemde wegen gaat. En wat te denken van Jez...

Vasten: oefenen in levenskunst?

N.B. Onderstaand blogbericht is een anders-dan-anders-bericht. Het is namelijk een blogbericht in opdracht. Als toekomstige dominee word ik geacht te oefenen in digitaal communiceren en het aanzwengelen van discussie. Dat betekent dat ik nog-meer-dan-anders blij ben met reacties, of ze nu kritisch, instemmend, meedenkend, tegendenkend of wat dan ook van aard zijn! Nog anderhalve week en ik mag weer: e -mail en Facebook checken zo vaak ik wil. Ik hoef niet meer vijf keer per dag de verleiding te weerstaan om éven online te gaan, ik hoef niet meer nutteloos uit het raam te staren tijdens de treinreis van en naar college (hoewel dat eigenlijk wel lekker is) en niet meer één moment in te plannen om mails te beantwoorden (hoewel dat eigenlijk wel lekker rustig is). Over anderhalve week is het Pasen. Dan is de veertigdagentijd voorbij, en daarmee ook mijn eigen invulling van deze periode als vastentijd: maximaal twee keer per dag inloggen op mijn e-mailaccount en Facebook. "Dat...

De stilte die volgt op een slotnoot

Pinksteren in de Lutherse kerk, Utrecht, en tevens het 400-jarig bestaan van de gemeente. Een feestelijke dienst, waar ik met het Vocaal Theologen Ensemble in mee mag zingen. Ik vind het een voorrecht. Een voorrecht om de koperblazers letterlijk te voelen trillen in je buik, omdat je er met je neus bovenop staat, en een voorrecht om de stilte te horen, strak van de spanning, die volgt op de slotnoot van een extra indrukwekkend stuk. We hebben een motet van componist Hans Jansen gezongen, een zing-sprekende vertolking van het pinksterverhaal. Het motet eindigt met een bed van spannende ondertonen waar de sopranen hun hoge e als het ware in kunnen leggen. Het laatste akkoord houdt acht, tien, twaalf tellen aan; de dirigent strekt haar arm verder en nog verder uit, slaat ons af, en dan is het stil. Over stilte kun je haast niet schrijven. We hebben geleerd om na een slotnoot de aandacht nog vast te houden, door niet te rommelen in onze papieren, niet te bewegen, zelfs niet zichtb...